-
1 lesson
n. les; les (ik heb mijn lesje geleerd); gedeelte uuit de Bijbel; voorbeeld; verwijt--------v. de les lezen, berispen; leren; bewijzen[ lesn]♦voorbeelden:take lessons in drawing • op tekenles zittenteach someone a lesson • iemand een lesje leren -
2 give lessons in drawing
give lessons in drawing
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский